Samenleven in diversiteit in Vilvoorde. Een interview met Jessika Soors en Aimen Horch

04 November 2020

Samenleven in diversiteit in Vilvoorde. Een interview met Jessika Soors en Aimen Horch

We hadden een boeiend gesprek met twee jonge stadsgenoten. Jessika Soors (32 jaar) is federaal kamerlid voor Groen en wordt weldra politiek directeur op het kabinet van Sarah Schiltz (Ecolo), staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit. Aimen Horch (24 jaar) is preventieadviseur bij de Stad Brussel, fractieleider van Groen in de Vilvoordse gemeenteraad en covoorzitter van Jong Groen Vilvoorde   

Als jonge Vilvoordenaars hebben jullie waarschijnlijk Vilvoorde altijd al gekend als een erg diverse stad. Intussen heeft geen enkele gemeenschap een meerderheid en is de superdiversiteit een feit. Begrijpen jullie dat er schrik en weerstand is als (vaak oudere) mensen hun straat zien verkleuren en geconfronteerd worden met andere gewoontes, mensen die de spelregels van de samenleving niet helemaal verstaan?

Jessika: Ik heb veel begrip voor die angst en weerstand. Mijn grootmoeder is meer dan 80 jaar oud. Ik heb zelf gezien hoe ze verward geraakte over de snelle evolutie van het aanbod van etenswaren in de supermarkt. Vandaag gaat de discussie niet meer over voor of tegen diversiteit zijn want ze kan niet teruggedraaid worden. Politieke discussies over “voor of tegen”, brengen geen oplossingen op.

Aimen: Het is een discussie van alle tijden en van overal. Ook in Algerije, waar ik vandaan kom is er een vluchtelingenstroom geweest en leefde die discussies. Ik ben al 20 jaar in België en ik merk dat ook op bij mensen met een migratieachtergrond die hier al hun hele leven gewoond hebben en zelf moeilijkheden ondervinden met die veranderingen. We mogen niet in kampen denken.

Hoe kunnen we die mensen bijstaan om hun angst en weerstand te verkleinen?

Aimen: Mensen hebben vooral vragen. Velen vinden de veranderingen oncomfortabel maar evolueren wel mee. Anderen hebben echt angst en komen met indianenverhalen en clichébeelden. Het beste antwoord is dialoog. We moeten aanknopingspunten zoeken tussen de verschillende groepen. Eetfestijnen zijn een opportuniteiten om het gesprek aan te gaan.

Jessika: We moeten de zaken op een niet problematiserende manier benoemen. Niet iedereen die vragen heeft bij de evolutie van onze samenleving is een racist. We hebben het debat laten kapen door rechts die enkel een identitaire insteek gebruiken. Maar ‘benoemen’ is iets anders dan ‘polariseren’. Een actief beleid voeren is belangrijk en nodig naast het organiseren van eetfestijnen waarop vaak alleen reeds overtuigde mensen afkomen. We moeten iedereen bereiken en liefst op plekken waar de mensen sowieso komen: op straat, op school, ... Daar moeten we discriminatie bestrijden om de kansen tot samenleven in het alledaagse te bewaren en te vergroten.

Aimen: Klopt! Ik heb de problematisering meegemaakt als preventieadviseur op het veld. meertaligheid wordt gezien als een kost. Dan problematiseer je het gegeven. Het kan ook een enorme opportuniteit zijn om nieuwe inzichten te verwerven. Dat komt de collega’s en het bedrijf ten goede.

Zoals gezegd is diversiteit een feit in Vilvoorde. Welke positieve evoluties en welke opportuniteiten zien jullie in onze superdiverse stad?

Jessika: Van 2013 tot 2019 was ik ambtenaar bij de Stad Vilvoorde. Het personeelsbestand is in die zes jaar diverser geworden. Dat proces is nog niet voltooid. Er is nog werk aan de winkel maar de evolutie is positief. Het ambtenarenkorps, zoals de politie, is meer een afspiegeling van de samenleving geworden.

Aimen: De grootste troef van de diversiteit is de mix aan meningen en contexten. Ook in bedrijven wordt naar diverse teams gestreefd om tot betere resultaten te komen. Vilvoorde kan een voorbeeldstad worden in Vlaanderen. Dat heeft voordelen voor de burgers, de industrie en het samenleven. Maar dan moeten we durven verder kijken dan het huidig discours en de status quo.

Wat zijn volgens jullie de belangrijkste uitdagingen in Vilvoorde?

Aimen: We moeten verder inzetten op het in contact laten komen van mensen uit verschillende culturen en sociale achtergronden. Vroeger waren er meer aparte groepen, maar ik zie nu wel meer ‘samenleven’. Iedereen Vilvoordenaar. Ik vind dat een mooie evolutie. We moeten ook de verschillende sociale lagen in de samenleving meer bij elkaar brengen. Er zijn inderdaad in de stad grote inkomensverschillen. Armoede en migratie zijn nog te veel gelinkt aan elkaar.

Jessika: Er dient ingezet te worden op wat ik zou noemen ‘Kruispuntdenken binnen diversiteit’ ofwel “diversiteit binnen de diversiteit”. Je kan en een beperking hebben, en een migratieachtergrond, en een andere geaardheid. Dan ben je driedubbel kwetsbaar. De snelheid van verandering is zeker in Vilvoorde een grote uitdaging. Zo is taal een belangrijke en gevoelige thema in de Vlaamse rand rond Brussel. De oplossingen zijn meerlagig. Veel mensen begrijpen niet waarom ze niet in een andere taal dan het Nederlands kunnen geholpen worden. Zo ontstaan aan het loket kafkaiaanse toestanden. We moeten een manier vinden om elkaar te begrijpen en terwijl het Nederlands te stimuleren. Neem het voorbeeld van de kalender van Incovo. Wie amper de taal spreekt, begrijpt niks van de afkortingen PMD of GFT.. Daarom zet Incovo sterk in op non-verbale communicatie. Dat kan net, maar meer flexibiliteit is er niet door de vele regeltjes. Banale situaties bouwen zich op tot frustraties die een grote impact hebben. Dat komt ook het leren van de taal niet ten goede.

Echt samenleven blijft een uitdaging. Mensen uit de verschillende gemeenschappen kiezen vaak voor contacten met mensen binnen dezelfde gemeenschap. Hoe kunnen we die dynamiek doorbreken?

Jessika: We moeten pragmatiek combineren met een beleid da mensen die zich in Vilvoorde vestigen helpt met zich te integreren. Als we taal zien als een middel in plaats van een doel op zich, zijn we al een grote stap vooruit. Zo is bijvoorbeeld een specifieke doelgroepenbeleid nodig om de kinderen die hier net zijn gevestigd en hun complexe schooltraject te kunnen begrijpen. Het doel moet zijn om hen de kans te geven zich te emanciperen. Tijdens de eerste lockdown was er bijvoorbeeld meertalige communicatie over de regels. Dat is concreet en helpt mensen echt.

Aimen: De politieke realiteit van regeltjes en grote ideeën wordt ingehaald door de realiteit waarin mensen leven. Wie kwetsbaar is, moet worden geholpen zodat hij of zij in de toekomst zelf verder kan. Het leren van Nederlands wordt door rechts gezien als een soort verklaring dat je je wil integreren. Eigenlijk leren mensen de taal vooral om hun rechten en plichten te kennen en te kunnen functioneren. Dat heeft niks met grote ideologieën en politieke gedachten te maken. Als we de taboes los laten en ons flexibel opstellen in het taalbeleid, denk ik dat we nog meer mensen de taal op een aangename manier kunnen aanleren.

Kennen jullie positieve voorbeelden van initiatieven in onze stad die verder gaan dan het proeven van couscous en het delen van muntthee, ook al kan dat een belangrijke eerste aanzet zijn?

Aimen: Gelijke kansenbeleid mag niet blijven steken in het stimuleren van etentjes. De complexiteit oplossen door ‘een dag tegen racisme’ is onvoldoende. De markt in onze stad is zeer waardevol omdat daar iedereen naar toe gaat. Initiatieven met impact dienen verder versterkt te worden. Ik denk aan 1001 Schakels en Kolamela die lang hebben moeten wachten op ondersteuning. Het zijn echte emancipatie- en diversiteitsmachines. Belangrijk is ook de samenwerking met gebedshuizen: kerken en moskeeën. Die hebben impact en er is reeds een goede samenwerking. Het belang van religie in de samenleving moet erkend worden.

Jessika: Er zijn positieve ervaringen, zoals de krantenwinkel op Kassei. Die heeft een superdivers publiek en daar word ik warm van. We zijn de fase voorbij waarin iedereen z’n eigen bakker heeft. Laat dat vooral zo verder evolueren door zelfregulering. We moeten gerichter werken vanuit het beleid. De oogkleppen moeten weg. We moeten ‘vindplaatsgericht’ werken:, bijvoorbeeld werkzoekenden opzoeken en de vraag naar begeleiding creëren. Dat kan via infosessie in de moskee. We dienen te beseffen dat de Marokkaanse gemeenschap niet hetzelfde is als de moslimgemeenschap en op zoek gaan naar plaatsen waar de mensen samenkomen. In het verenigingsleven bestaat nog te veel ‘hokjesdenken’. Vanuit ieders achtergrond is het nodig om de wortels te versterken. Vanuit die sterke wortels kan beter aan samenleven gewerkt worden. De Kruitfabriek is door hippe witte middenklasse-publiek gemonopoliseerd. Zelfverenigingen uit andere gemeenschappen zouden ook in de Kruitfabriek hun plek moeten kunnen vinden. Zo kunnen er ook meer spontane ontmoetingen gebeuren

De tweede golf van de COVID-19-crisis stelt extra uitdagingen. Is het ook een opportuniteit?

Aimen: We werden er aan herinnerd dat de essentiële jobs waar we vaak op neerkijken maar die zo hard nodig hebben, uitgevoerd worden door onderbetaalde mensen. Vaak ook met een migratieachtergrond. Daarnaast denk ik dat we meer verbindende communicatie nodig hebben. Dat riedeltje over “bevolkingsgroepen die we niet kunnen bereiken” is een goedkoop excuus. Als studenten midden in de crisis met duizenden op de oude markt in Leuven feesten, heeft niemand het over communicatieproblemen. De vijand is het virus, niet de mensen. Meer onderling vertrouwen en burgerzin is nodig.

Jessika: Elke crisis is een potentiële bedreiging want we dreigen meer concurrentieel te gaan denken. Wie loopt meer of minder risico loopt? Dit wordt populistisch uitgebuit. Tot op vandaag zijn er partijen die het bestaan van diversiteit in vraag stellen. Maar er is geen rewind-knop. De gezondheidscrisis wordt te vaak geframed vanuit een wij-zij-verhaal wat erg gevaarlijk is. We moeten volhouden met ons diversiteitsbeleid en vanuit de politiek het concurrentieel denken doorbreken. Er is een grote onderlinge afhankelijkheid. Ofwel gaan we samen vooruit ofwel blijven we door onbegrip in cirkels draaien.